Diverse studenten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben deze zomer vanwege de coronacrisis hun tentamen thuis moeten afleggen, waarbij de universiteit aan de hand van zogeheten proctoring-software probeerde toe te zien of studenten zich tijdens de tentamens aan alle regels hielden. Met andere woorden: of zij niet fraudeerden. Zo kon aan de hand van deze software bijvoorbeeld, via de webcam, een opname gemaakt worden van de omgeving waarin de student zijn of haar tentamen maakte. Ook werden er geluidsopnames gemaakt.
Alle beelden en geluidsopnames kwamen vervolgens bij de universiteit terecht. Hoewel hier met betrekking tot de privacywetgeving (de AVG) genoeg over te zeggen zou zijn, wordt daar in deze blog aan voorbij gegaan, anders zou het een eindeloos verhaal worden.
Alles leek namelijk goed te gaan. Studenten – die tegenwoordig natuurlijk voldoende digitaal onderlegd zijn – maakten hun tentamen en kregen een aantal weken later hun cijfer binnen. Ook ontvingen sommige studenten inmiddels hun diploma. Niets bleek minder waar. Weer een paar weken later (eind augustus / begin september dit jaar) ontvingen veel studenten het bericht van de examencommissie dat hun tentamen toch, achteraf, ongeldig verklaard werd, omdat gebleken was dat niet de volledige beelden bij hen terecht waren gekomen. Studenten met een diploma konden deze weer inleveren.
De vraag is nu: was de examencommissie juridisch bevoegd tot het (achteraf) ongeldig verklaren van het tentamen? Wat was precies de juridische grondslag van deze beslissing? En is deze beslissing conform alle beginselen van behoorlijk bestuur genomen? Huigsloot Advocatuur vindt van niet.
Advocaat Liz Huigsloot staat momenteel diverse studenten met dit probleem bij. Met hen heeft zij beroep ingesteld tegen deze ongeldigverklaring bij het College van Beroep voor de Examens.
Onlangs verschenen er diverse berichten over deze kwestie in de media: